Kapel Maria in de Nood

De kapel werd reeds vermeld in het jaar 1400. Ze werd gebouwd door de Heren van Stein en toegewijd aan de H. Richardus en de H. Kilianus. in 1427 werd Gobertus van Papenhoven benoemd tot Rector. In 1460 werd Victor van Ell Rector van de kapel. Omdat hij nog jong was liet hij zich door een ander vervangen en ging rechten studeren in Leuven. Hij bleef Rector in Stein tot 1479, maar werd toen ontslagen wegens niet voorbeeldig gedrag. Hij werd opgvolgd door Martinus van Petershem, een geestelijke van het Bisdom Luik. Zijn vader betaalde voor hem het benoemingsrecht, dat drie Rijnlandse guldens bedroeg.

In 1647 bezocht de Aartsdiaken van Kempenland, Peter de Rosen, de kapel. In zijn verslag tekent hij aan, dat de kapel geheel versleten en bouwvallig was. In 1650 kwam de kapel onder beheer van de Pastoor van Stein. Dit werd in 1661 schriftelijk vastgelegd in een decreet.

In 1760 werd de kapel door pastoor Hubens geheel vernieuwd. In dat jaar werd zij toegewijd aan O.L.Vrouw en vanaf die tijd dateert ook het tegenwoordige beeld: Maria in de Nood.

In 1795 kwamen de Fransen in Limburg en werden gelovigen vervolgd. Het kerkgebouw mocht niet meer worden gebruikt voor kerkelijke aangelegenheden. Vanaf 28 december 1800 tot 26 augustus 1802 werden in de kapel 72 kinderen gedoopt. De huwelijken werd ingezegend in de woning van de pastoor.
Op 29 maart 1802 verschenen bij de kapel Franse soldaten, sommigen in vrouwenkleren, anderen als boer verkleed, om de pastoor gevangen te nemen. De pastoor wist te ontsnappen.

In de vastentijd van 1802 werd ’s avonds in de kapel de rozenkrans gebeden. In 1905 werd de kapel gerestaureerd. Dit jaartal staat in de gevel van de kapel. In 1938 werd de kapel opnieuw gerestaureerd en op 29 mei plechtig ingezegend.